De avond
De avond viel in zachte nevels.
Voor het duisterde
weerkaatste de ondergaande zon
haar stervend licht
in dauw druppelende glinsters
als diamanten tranen
op naakte takken.
De stilte smoorde de laatste klanken
in een uitstervend slotakkoord.
Ik huiverde van de plotse kilte
en schreed huiswaarts
en voelde de geesten van vroeger
met mij mee dwalen.
Ik was niet langer meer alleen
want ik herkende hun van lang geleden.
Auteur:
Hugo Verhaege