De winter
De winter heeft het woud geschilderd.
Een woud vol bomen, naakt.
De takken grijpen zwarte kraaien
en zilveren draden, parelsnoeren
als een stille kille wintertooi.
Het dorp in rust ,de luiken toe,
geen mens die zich nog buiten waagt.
In het kerkportaal zoekt een koppel
beschutting voor de nacht.
Voor vreemden blijven deuren dicht.
Alleen in het woud
buigen naakte bomen hun takken
vol zilveren parelsnoeren.
En zwarte kraaien spreiden
hun vleugels wijd
voor hem en haar die zwanger is
en bieden schuilplaats
voor de winter.
Auteur:
Hugo Verhaege