Een vlinder
Een pas ontpopte vlinder
fladderde onwennig nog in de ochtendzon.
Op zoek naar nectar in een eerste bloem.
Ik zag haar op mijn wandeling
De zomer kan niet veraf meer zijn
wist ik heel zeker toen.
Ik droomde dat zij dat was
Fladderend als een vlinder rond mijn hoofd,
alsof ik haar nectar had geroofd.
Toen hoorde ik haar stem en herkende haar meteen.
Ze sprak mij aan fladderend zoals vlinders gewoonlijk altijd doen.
Treur niet schat, zit met mij niet in,
Je hebt mij oneindig lief gehad, ze vloog een eindje weg
En zoog wat nectar uit die eerste bloem.
Maar niet voor ze fluisterde , heel dicht tegen mij aan.
Wandel nu maar verder op je weg, je hebt nog ver te gaan.
Je bent nog helemaal niet dood, je leeft
En ergens op je weg vind je iemand die je zo nodig heeft.
Auteur: